menu

Als dat geen échte liefde is

Ik rij over de E263 van Tallinn naar Tartu, de tweede stad van Estland. 
Mijn vriendin belt. Of ik wel op tijd bij het huis van haar vriendin Marina, die eergisteren is getrouwd en die vanavond een feest geeft, ben. Ik zeg dat het pas twee uur is en dat ik nog maar ruim een uur hoef te rijden. Waar maakt Marina zich zorgen om, het feest begint toch pas om zeven uur? 

Als dat geen échte liefde is - Jongbelegen.nu

‘She’s a Russian woman’ zegt mijn vriendin. ‘You should know better by now’. 
Ja, ik weet het. Russische vrouwen zijn over het algemeen genomen Pietjes Precies. Het huishouden, de financiën, feestelijkheden, de kleding van man en kinderen, contacten met vrienden en familie, alles wordt nauwgezet en met uiterste precisie door hen geregeld. De man heeft weinig in de melk te brokkelen als het om de organisatie van het huishouden gaat. 
Als ik om vier uur (na toch nog een wegomleiding) bij het huis van het bruidspaar aankom, is er al een heel gezelschap aanwezig. 
Mijn moeder gebruikte vroeger de uitdrukking ‘Aangekleed gaat uit’ als iemand zich in haar ogen iets te veel had opgedoft. Dat schiet me te binnen als ik de woonkamer binnenkom. Damesharen zijn vers gekruld, geverfd of geblondeerd en voorzien van linten, bloemen en spelden. Jurken, mantelpakjes en herencolberts zijn gemaakt van uitbundig glanzende stoffen. Van alle kanten blingblingen de sieraden je tegemoet en over het gezelschap hangt een bijna tastbare mist van parfums en aftershaves. 
Marina is schitterend middelpunt. In haar eenvoudige, stijlvolle bruidsjurk oogt ze als de enige witte roos in een te schreeuwerig boeket. 
Ze laat zich door mij driemaal op haar wangen kussen (standaardgrap: die gekke Hollanders met hun drie kusjes!) en geeft me dan een zacht klapje in mijn gezicht. Vermanende Russische woorden: ‘Stoute jongen, toch nog zo laat komen, hè?!’  
Man Janusch duikt op met glazen wodka. Vriendin en ik moeten toasten op de bruid. 
En dan een tweede ronde op hem natuurlijk. Ik ben blij dat ik die stevige lunch achter de kiezen heb. 
Na een uur of twee, waarin ik Janusch met de wodkafles probeer te ontlopen, is het tijd om naar de feestzaal te gaan. ‘Is dat hier in het dorp?’ vraag ik aan mijn vriendin.
‘Nee, in een hotel. Halfuurtje rijden’. 
Als ik opmerk dat iedereen met drank op in z’n auto stapt en kennelijk ook van plan is om terug te rijden, wijst mijn vriendin op een luidruchtige jongeman. ‘Dat is Alari, zijn broer is hoofd van de politie in deze streek. Hij weet van het bruiloftsfeest’. Ze tikt veelbetekenend met een vinger tegen de zijkant van haar neus. 
Aha, zo gaat dat hier dus. Niks geen BOB, je belt gewoon even de broer van Alari en geeft door dat er die en die avond een feestje is. Het zou me niets verbazen als broerlief ook nog even in zijn politieauto voorbijkomt voor een borrel.
We mogen meerijden met de moeder en zus van Marina, maar ik kies voor onze eigen auto. Ik heb de dames iets te vaak hun glas witte wijn bij zien vullen. 
De stoet auto’s verlaat luid toeterend het dorp en een half uur later parkeren we voor een hotel aan de doorgaande weg naar Tartu. Het doet sterk denken aan Van der Valk. Zou de succesvolle arm van die familie zelfs tot hier reiken? Maar nergens is een kaketoe te bekennen.  
De feestzaal bevindt zich in de kelder van het hotel. Een enorme langwerpige ruimte met gedekte tafels langs alle muren. In het midden wordt straks gedanst. Daar probeer ik maar even niet aan te denken. Ik ben geen danser. Mijn vriendin ook niet, dus dat is geen probleem. Maar tijdens het feestgedruis van vanavond valt er echt niet aan te ontkomen. Ook geen probleem: we schuifelen in elkaars armen wat over de dansvloer en trekken na twee nummertjes een gezicht van ‘Poe-poe, dát was een hoop dansen, nu moeten we nodig even uitrusten’. Maar vanavond komt zeker het moment dat mijn vriendin door Janusch wordt gevraagd en wordt er zeker van mij verwacht dat ik de bruid vraag. Je bent tenslotte de man van de beste vriendin van je vriendin. 
Ik overweeg of ik, zodra het dansen begint, de moed zal kunnen opbrengen om net als Stephen Fry vóóraf en publiekelijk aan te kondigen dat men mijn dansvoetjes deze avond niet op de vloer zal zien. 
In een aflevering van een reisserie op de BBC heb ik Fry eens tegen een groepje danslustige, blauwharige Amerikaanse miljonairsvrouwen in Miami op zijn meest bekakte Engelse toon horen zeggen ‘We Stephens do not dance!’. 
Briljant, alleen ben ik bang dat het hier niet zo gaat werken. 
Gelukkig moet er eerst nog worden gegeten en gedronken. Een stuk of zes serveersters zetten in een mum van tijd alle tafels vol met platte, zilveren schalen. 
Er zijn salades met kreeft en vlees, groene salades, frieten, gekookte aardappelen, gegrild varkensvlees, rosbief, gebraden kippen, gepocheerde eieren, gebakken vis met Estse kaviaar, paté’s, pastagerechten, rijst, vers brood, een keur aan gekookte groenten, ingemaakte augurken, tomaten en uien en de beroemde gedroogde zoute visjes uit het Peipsi-meer aan de grens met Rusland. 
Als ik tegen mijn vriendin opmerk dat alleen al het bestellen van deze maaltijd een klein vermogen moet kosten (je bent tenslotte Hollander), lacht ze me vierkant uit. ‘No silly, Marina and her mum and friends made all this! I helped too!’.
Marina, haar moeder en haar vriendinnen zijn dagen aan het koken geweest om dit feestmaal op tafel te zetten. Zo gaat dat dus. Je huurt alleen de feestzaal en de bediening en voor de rest neem je alles zelf mee. 
Het diner duurt bijna vier uur en wordt regelmatig onderbroken door redevoeringen en toasts. Het meeste versta ik niet, Russische Esten spreken een voor mij moeilijk te volgen Russisch, voor zover ik al wat Russisch ken. 
Dan richt Marina zich tot mij. ‘Wiemmm…’ Dat ben ik, weet ik. Vriendin vertaalt wat volgt: ‘Wat vind jij als Hollander eigenlijk van dit Russische bruiloftsfeest?’. 
Gelukkig heb ik nooit problemen gehad met spreken in het openbaar en dus sta ik op en vraag vriendin te vertalen. Ik bedank het bruidspaar voor de fantastische ontvangst, complimenteer Marina met hoe schitterend ze er uit ziet, geef Janusch een pluim door te zeggen dat hij het mooiste meisje uit de hele omgeving heeft weten te strikken, zeg dat ik me als Hollandse haring prima in dit Russische water voel en sluit af met de opmerking dat ik graag wil toasten op eeuwig geluk en voorspoed van het bruidspaar. 
Ik hef mijn glas rode wijn. 
Verwarring bij Marina en Janusch: heb je nou de hele avond rode wijn zitten drinken? Nee, dat kan niet. Toasten moet met wodka, niet met een slap rood wijntje. 
De bruidegom komt me persoonlijk een hele fles brengen. ‘Mannen drinken wodka!’ roept hij en geeft me een vriendschappelijke beuk op mijn schouder. 
Ik denk ‘Wat moet, dat moet maar’ en klok na mijn toast het eerste glas naar binnen.  
Het verdere verloop van het feest is voor mij in nevelen gehuld. Ik weet dat ik met Marina over de dansvloer zwierde, ik herinner me dat mijn vriendin me in een hotelkamer bed stopt en zegt dat ze nog even teruggaat naar het feest. Daarna: niks.   
Tot de volgende ochtend. Ik word wakker en bedenk me dat we godzijdank geen stomme dingen met de auto hebben gedaan, Alari’s broer ten spijt.
Mijn vriendin ligt met een arm om mijn nek geslagen. Ze snurkt zachtjes en maakt mopperende geluidjes als ik me losmaak uit haar houdgreep en opsta. 
Onder de douche verbaas ik me over hoe ik me voel. Geen paukenslagen in mijn hoofd, geen knetterende bliksemschichten voor mijn gesloten oogleden, geen zure oprispingen. Alleen het gevoel dat een deel van mijn hersenen het niet doet. Ik draai de kraan op ijskoud en richt de keiharde straal op mijn voorhoofd. 
‘Herstarten’, denk ik, een deel van de software moet herstarten.  
Het helpt niet. Dus dit is wat een overdosis wodka met je doet: je besturingsprogramma wordt voor een deel uitgeschakeld en je moet maar afwachten wanneer de boel weer normaal gaat draaien.  
Als we een uur later aan het ontbijt zitten, vraag ik of er nog andere gasten in het hotel zijn gebleven. Nee, wij waren de enigen en daar schaamt ze zich een beetje voor. Moesten wij weer zo nodig laten zien dat we daar geld voor hebben.
‘Je kunt het ook anders bekijken’ zeg ik. ‘Was ik weer niet mans genoeg om na een paar wodkaatjes een halfuurtje te rijden!’.
Ze moet er om lachen en zegt dat we nu waarschijnlijk dood zouden zijn als we niet in het hotel waren gebleven. Niet in de laatste plaats omdat zij geen rijbewijs heeft en wel overwogen heeft om mij de auto in te sleuren en zelf terug te rijden. 
We checken uit en ik stuur voorzichtig met het deel van mijn hersenen dat nog werkt naar het huis van het bruidspaar. Onderweg hoop ik dat Alari’s broer een uitloopje naar de ochtend heeft meegenomen in zijn planning en nog geen politiepatrouilles op pad heeft gestuurd.  
In het huis van het bruidspaar is het tot mijn verbazing alweer een levendige boel. 
Kennelijk is er een flink aantal mensen blijven slapen, want overal liggen dekens en slaapzakken. Janusch bakt eieren in de keuken en in de eetkamer staan de restanten van het diner op tafel. 
Er wordt gegeten, er wordt weer gedronken. Maar dan, tegen een uur of twee, druipt iedereen af. Tijd voor de siësta. Tijd om op krachten te komen voor vanavond. 
‘Wat? Vanavond? Wat is er vanavond in godsnaam nog?’ vraag ik aan mijn vriendin. 
Vanavond is het girls night. Een avondje voor de meisjes onder elkaar in een barretje, vijf kilometer verderop om hun nu getrouwde vriendin uit te zwaaien. 
Als buitenlander ben ik kennelijk een van de girls, want Marina heeft me uitgenodigd. 
Mijn hersenen doen het nog steeds niet helemaal, ik weet niet zo goed wat ik hiervan moet denken. 
‘En Janusch dan? Gaat die niet mee?’. ‘Nee, Janusch moet nuchter worden, want die moet morgenochtend vroeg naar zijn werk’. 
We gaan naar onze logeerkamer en slapen de rest van de middag weg. 
Als ik wakker word, doet alles in mijn hoofd het weer. We douchen en gaan naar beneden. Daar is het bruidspaar verwikkeld in een iets minder gelukkige samenzijn dan die ik ze in mijn toast heb toegewenst. 
Janusch blijkt tijdens de siësta het drinkgelag voortgezet te hebben met een vrijgezelle buurman. Ze hebben in de kelder de overgebleven wodka van gisteravond voor het grootste deel soldaat gemaakt. 
Zelfs ik kan horen dat zijn verweer met Russische dubbele tong nergens op slaat. 
Marina is furieus. Morgen moet hij werken, ze hebben het geld hard nodig om de kosten van de bruiloft te betalen. Ze hebben kinderen gepland. Als Janusch niet op komt dagen verliest hij zijn baan bij de fabriek van kunststof kozijnen in Tartu en dan is alles om zeep. Dan is de woede bij Marina zichtbaar over. Ze pakt Janusch bij een arm en helpt hem de trap op, naar hun slaapkamer. Als ze naar beneden komt laat ze ons een sleutel zien. ‘Die kan geen kwaad meer‘ zegt ze lachend. 
Om een uur of negen dienen Marina’s vriendinnen zich aan. Ze zien er stuk voor stuk weer geweldig uit. 
‘Wat is dat toch met die Russische vrouwen?’ vraag ik aan mijn vriendin. Die lacht fijntjes en legt uit dat, toen wij een verkwikkend slaapje deden, deze dames urenlang bezig zijn geweest met hun gezicht aanbrengen. Ik zou toch niet willen dat zij dat ook doet? Ik moet haar gelijk geven; zelfs bij de jongste meiden zie je van dichtbij en bij een ongelukkige lichtval een dikke laag plamuur en verf. 
Na een paar glaasjes wijn is het tijd om te gaan. Ik zeg dat ik niet meega. Dit is een avondje voor de meisjes, daar hoor ik niet bij. 
Marina wil er niets van horen. Ik ben haar speciale, buitenlandse gast en ga haar enorm beledigen als ik afhaak. Natuurlijk wil ik dat niet, dus stap ik even later samen met vriendin en Marina in de auto van een van de andere dames. 
Op het moment dat we wegrijden klinkt er luid glasgerinkel. We stappen uit en zien op het balkon van de slaapkamer van het bruidspaar een spiernaakte Janusch staan. 
Hij heeft het glas van de balkondeur kapotgeslagen en roept ‘Ik ga met je mee, liefste!’ Ik ga met je mee!’.
Marina gromt en loopt terug naar de voordeur. We zien dat ze haar echtgenoot bij een arm grijpt en de slaapkamer in trekt. Daarna zien we een kwartier lang niets. 
Dan zwaait de voordeur open en komt Marina terug naar de auto. Ze toont nu een andere sleutel. Janusch zit in de kelder, alle drank is daar nu toch op en de voordeur zit ook op slot.  
In de kleine bar staan een paar boerenjongens aan de tapkast. Ze fluiten tussen hun tanden als de meiden beginnen te dansen. De sfeer doet me denken aan schoolfeestjes op mijn Haagse HBS. Meisjes van de MMS komen binnen en wij, de HBS-jongens, kijken likkebaardend naar hun dansen. Testosteron druipt uit onze oren. 
Natuurlijk gebeurt er niks, want de leerkrachten houden alles nauwlettend in de peiling. Als je al het lef hebt om een meisje ten dans te vragen (dat deed ik toen al niet!) en je bekken iets te gretig tegen het hare drukt, word je door de potige gymleraar van het meisje weggerukt en is de dansvloer de verdere avond verboden terrein.  
In het barretje is de sfeer iets meer verhit geraakt. Kennelijk hebben de jongens versterking opgeroepen. Er komen een paar motorclubjongens binnen. 
Ik vraag mijn vriendin of ze het telefoonnummer van Alari of zijn broer heeft. Heeft ze niet. Misschien moeten we maar eens gaan, opper ik. Maar de dames hebben het naar hun zin en denken nog lang niet aan weggaan. 
De sfeer wordt intenser. Op weg naar het toilet geeft een van de motorjongens me een duw in de rug. Als ik terugkom geef ik hem een duw terug. Hij kijkt me grijnzend aan en zegt ‘Foreigner, shit!’.
Het bier vloeit, de vrouwen maken pret en ik hou de meute in de gaten. Als een van de dames naar het toilet gaat, loop ik mee als ware ik haar persoonlijke lijfwacht. 
Dan komt het moment dat de DJ aankondigt dat de tent gaat sluiten. De boerenjongens en motorboys hebben besloten dat ze toeslaan vóórdat de wij naar de auto’s kunnen lopen. Ik probeer de barman en de DJ te overtuigen dat ze grip op de zaak moeten houden, maar die spreken geen Engels en begrijpen mijn Ests niet. De DJ draait lachend ‘Another one bites the dust’ van Queen. 
Op dat moment zwaait de deur van het barretje open en stormen Janusch, de vrijgezelle buurman en vijf buurjongens binnen. De boeren en motorboys druipen af. 
Janusch neemt Marina in zijn armen en zij laat zich kussen door haar held.  
Mijn vriendin zucht ‘Als dát geen échte liefde is…’.

mei 2020
Wim van der Oest
Kan lezen en schrijven met woorden. Vier decennialang tekstschrijver en auteur. Enthousiast medeoprichter van Jongbelegen. Waarom? Omdat hij online maar bar weinig magazines kon vinden die niét tuttig en ouderwets zijn.

Goed stuk

Deel dit artikel: